Informatie over jeugdrecht

Informatie over jeugdrecht

De Kinder- en Jongerenrechtswinkel en de informele rechtsingang voor kinderen

 

Inleiding 

In Nederland hebben kinderen vanaf 12 jaar het recht om hun mening te geven over wat er bij de scheiding van de ouders is geregeld inzake omgang, verblijfplaats, informatieplicht en ouderlijk gezag. Kinderen jonger dan 12 jaar mogen dit ook, als zij in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake. Kinderen kunnen van deze zogeheten informele rechtsingang gebruik maken door bijvoorbeeld een brief te schrijven aan de kinderrechter, waarna ze meestal worden uitgenodigd voor een gesprek. De Kinder- en Jongerenrechtswinkel kan kinderen hierbij helpen. Er komen soms wel drie broers en zussen tegelijk een brief schrijven, waarbij de het jongste kind ooit verzuchtte dat de twee broers wel hun mening mochten geven, maar zijzelf niet “omdat ze nog te klein was”. Kinderen kunnen bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel op een laagdrempelige wijze en in een kindvriendelijke setting terecht voor juridische informatie, in voor hen begrijpelijke taal en voor hulp bij het schrijven van een brief aan de kinderrechter. Dit schrijven hoeft overigens niet letterlijk, een tekening mag ook, met een begeleidende brief van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel erbij. Indien er sprake lijkt  van een zeer ernstige tegenstelling tussen de belangen van het kind en de ouder(s) kan het kind in de brief aan de kinderrechter verzoeken om benoeming van een bijzondere curator.

In deze bijdrage wordt het ontstaan en de werkwijze van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel beschreven en de functie die de Kinder- en Jongerenrechtswinkel vervult bij de informele rechtsingang voor kinderen bij de scheiding van hun ouders.

 

Ontstaansgeschiedenis Kinder- en Jongerenrechtswinkel

In 1985 heeft Miek de Langen, hoogleraar Jeugdrecht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) van 1976 tot 1992, de allereerste Kinderrechtswinkel geopend in een pand naast haar eigen huis aan de Brouwersgracht in Amsterdam. Kinderen konden daar zonder volwassenen (die mochten niet eens binnenkomen in het pand) voor vragen terecht bij studenten van de UvA. Deze student-medewerkers van die eerste Kinderrechtswinkel konden hiermee theorie aan praktijk koppelen, kenmerkend voor de werkwijze van een rechts- of wetswinkel. In de jaren daarna werden er meer Kinder- en Jongerenrechtswinkels opgericht, die samen met de Kindertelefoon (waar Miek de Langen ook mede-oprichter van was), het Landelijk aktiekomitee scholieren (Laks) en andere organisaties deel uitmaakten van het ombudsnetwerk in Nederland[1]. In 1999 stopte de landelijke subsidie voor de Kinder- en Jongerenrechtswinkels en werden gemeenten en provincies aangeschreven voor financiële ondersteuning. Dat was helaas niet altijd succesvol en er viel een flink aantal Kinder- en Jongerenrechtswinkels om. Er zijn nu Kinder- en Jongerenrechtswinkels in Amsterdam, Den Haag, Groningen, Leiden, Noord-Holland Noord, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht en Zoetermeer, waar kinderen en jongeren terecht kunnen met hun juridische vragen. Alle Kinder- en Jongerenrechtswinkels zijn een stichting en werken met elkaar samen om efficiënt te kunnen werken en kennis en ervaring te delen teneinde kinderen nog beter te kunnen helpen. Er is 3 maal per jaar een landelijk overleg tussen vertegenwoordigers van alle Kinder- en Jongerenrechtswinkels.

 

Wat doet de Kinder- en Jongerenrechtswinkel

Kinderen en jongeren hebben vaak juridische vragen. Ze vragen bijvoorbeeld of school de schade aan hun fiets moet betalen, willen graag informatie over de asbestemming van hun overleden ouder of vragen of ze ergens anders mogen gaan wonen. De samenleving wordt steeds complexer en heel veel zaken zijn juridisch geregeld door bepalingen, regelingen, wetten, Europese verordeningen en verdragen, zoals het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel kunnen kinderen en jongeren van 0 - 23 jaar gratis en vertrouwelijk terecht met al hun juridische vragen en problemen. De Kinder- en Jongerenrechtswinkel informeert, adviseert en kan helpen bij het opstellen van een brief of namens het kind in contact treden met instanties om te bemiddelen of meegaan op gesprek. Ook wordt er doorverwezen naar ketenpartners, zoals bijvoorbeeld de Kindertelefoon, Villa Pinedo, de huisarts of een advocaat.

Aan kinderen en jongeren wordt in begrijpelijke taal uitgelegd wat het recht in hun concrete situatie betekent. Er wordt bijvoorbeeld aan een zwangere tiener uitgelegd hoe het zit met het gezag en de omgang met het kindje door de vader. Of er wordt uitgelegd aan een kind wat zijn rechten zijn een schorsing door de school. Hierbij staat altijd één belang voorop en dat is het belang van het kind, zoals ook staat voorgeschreven in artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag. Op deze wijze worden kinderen en jongeren geholpen om hun stem te laten horen en om voor zichzelf op te komen teneinde de situatie waarin ze zich bevinden te verbeteren en/of te verduidelijken. De vragen die bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel binnenkomen variëren van eenvoudige vragen zoals ‘op hoeveel zakgeld heb ik recht?’ tot vragen over meer complexe juridische onderwerpen zoals bijvoorbeeld een internationale echtscheiding. Alle medewerkers van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel zijn juristen in de laatste fase van hun opleiding Rechtsgeleerdheid. De kwaliteit van de adviezen wordt gewaarborgd door een intern kennisbevorderingsprogramma, trainingen door juridische en pedagogische experts en de samenwerking van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel met advocaten en juristen die belangeloos hun kennis delen, vaak omdat ze tijdens hun studie zelf werkzaam waren bij een rechtswinkel.

 

Voorbeelden van vragen van kinderen die bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel binnenkomen naar aanleiding van de scheiding van de ouders zijn:

  • Mag ik zelf kiezen en bij mijn andere ouder gaan wonen?
  • Ik wil graag een andere wisseldag bij de omgang met mijn ouders na de scheiding, kan dat?
  • Kan ik weigeren met een ouder naar een andere woonplaats te verhuizen?
  • Kan ik mijn achternaam veranderen?
  • Moet ik persé naar mijn andere ouder toe, of mag ik ook via videobellen en whatsapp contact houden?
  • Kan ik de rechter vragen om ervoor te zorgen dat mijn vader (of moeder) niets meer over mij heeft te zeggen?
  • Kan mijn ouder weigeren mij mijn fiets te laten gebruiken bij mijn andere ouder?
  • Kan mijn ouder zomaar geld van mijn spaarrekening pakken?
  • Kan ik uit huis gezet worden?
  • Hoe kan ik toch mijn opa en/of oma zien?
  • Ik wil een van mijn ouders nooit meer zien, kan dat?
  • Ik wil graag bij mijn broertje(s) en/of zusje(s) wonen, mag dat?
  • Ik word thuis mishandeld, kan ik ergens anders gaan wonen?
  • Ik wil de omgang wijzigen maar heb mijn gezinsvoogd nog nooit gesproken, wat nu?
  • Moet ik mijn kamer delen met mijn stiefzusje/broer?

 

De eigen rechtsingang van kinderen

In het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind staat in artikel 12 dat elk kind het recht heeft zijn mening te geven over zaken die hem betreffen. Dit is een van de participatierechten die in het IVRK staan genoemd. Er wordt in het verdrag geen minimum-leeftijd genoemd. Ook de uitleg van artikel 8 EVRM brengt met zich mee dat het kind moet worden gehoord in juridische procedures betreffende family life. Ook hier is geen minimum leeftijd genoemd, maar is er sprake van een toenemende autonomie bij het ouder wordende kind. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat in artikel 809 dat de rechter een kind vanaf 12 jaar, in familiezaken die hem betreffen, de gelegenheid moet bieden om zijn mening te geven. Dit wordt ook wel het hoorrecht genoemd. Voor kinderen onder de 12 jaar is dit niet verplicht, maar kan de rechter besluiten naar de mening van het kind te luisteren.

De hoofdregel binnen het civiele recht is dat het kind procesonbekwaam is; de ouders of voogd treden, als wettelijk vertegenwoordiger van het kind, op als formele procespartij. Er zijn de afgelopen decennia diverse uitzonderingen op dit beginsel van de procesonbekwaamheid gemaakt, welke verspreid over het Burgerlijk Wetboek zijn terug te vinden.

Zo kan een kind in sommige zaken met een advocaat als zelfstandige procespartij optreden en bijvoorbeeld de rechter op basis van artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzoeken om opheffing van de ondertoezichtstelling. Dit is de formele rechtsingang van kinderen; zij kunnen met een formeel verzoekschrift de rechter vragen een beslissing te nemen.

Naast verschillende bepalingen betreffende de formele rechtsingang van kinderen is in boek 1 BW ook de mogelijkheid van de informele rechtsingang voor kinderen opgenomen. Bij de informele rechtsingang kunnen kinderen zelf, zonder verzoekschrift, een brief aan de kinderrechter schrijven (of bellen met de rechter). In die brief kan een kind de rechter vragen om ambtshalve een beslissing te nemen, zoals bijvoorbeeld dat het kind de helft van de tijd bij elke ouder woont. Naar aanleiding van de scheiding van de ouders kunnen zij op deze wijze zelf, zonder wettelijk vertegenwoordiger of advocaat, een informeel verzoek aan de kinderrechter doen.

Een ander voorbeeld van zo’n informeel verzoek is een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator (art. 1:250 lid 1 BW), als de belangen van de wettelijke vertegenwoordigers strijdig zijn met die van het kind. De bijzondere curator vertegenwoordigt het kind en komt voor zijn belangen op, in en buiten rechte. Bij dit informele verzoek gelden geen leeftijdsgrenzen, ook kinderen jonger dan twaalf jaar kunnen zo’n verzoek indienen.

Ook kan het kind van 12 jaar of ouder de rechter op informele wijze verzoeken om een beslissing te nemen inzake:

- toedeling van eenhoofdig gezag (art. 1:251a BW);

- vaststelling of wijziging van de hoofdverblijfplaats (1:253a BW) en de wijze van informatieverschaffing (1:253b BW);

- vaststelling, wijziging of beëindiging van de omgangsregeling of informatieregeling  aldus artikel 377g BW.

Ook het kind dat jonger is dan 12 jaar kan deze informele verzoeken doen als hij in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. De rechter is niet verplicht om het kind jonger dan 12 jaar te horen.

Er is geen sprake van een overzichtelijke regeling van de rechtsingang voor kinderen in het Burgerlijk Wetboek. Het kind heeft meestal geen rechtsingang, soms een formele rechtsingang en soms een informele rechtsingang. De bepalingen zijn verspreid over het Burgerlijk Wetboek te vinden en de leeftijd vanaf wanneer een beroep op de rechtsingang kan worden gedaan verschilt per bepaling. Die kan 16 jaar zijn, of 12 jaar, of jonger dan 12 jaar indien het kind in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. En door de rechtbank Amsterdam worden bij een scheiding van hun ouders kinderen vanaf 8 jaar uitgenodigd om hun mening te geven.

 

Het hoorrecht in de praktijk

Kinderen vanaf 12 jaar worden bij een scheiding van hun ouders door de rechtbank per brief uitgenodigd om hun mening te geven. Kinderen kunnen hun mening geven door, bijvoorbeeld, een brief te schijven aan de kinderrechter. Zij worden dan meestal uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter. Kinderen geven bij contact met de Kinder- en Jongerenrechtswinkel vaak aan dat ze er behoefte aan hebben dat er naar hen wordt geluisterd en dat ze willen dat hun wensen serieus genomen worden. Dit geldt zowel voor kinderen van 12 jaar en ouder als voor kinderen jonger dan 12 jaar. Er is weliswaar een stijgende lijn waar te nemen in het aantal informele verzoeken dat binnenkomt bij de rechtbank[2], maar toch maken jongeren lang niet altijd gebruik van hun hoorrecht. Het is voor een kind vaak lastig om te regelen dat ze bij de rechtbank komen voor een gesprek met de kinderrechter. Soms is de rechtbank ver weg en moeten er allerlei praktische zaken worden geregeld zoals vrij vragen van school en vervoer organiseren. Kinderen zijn hiervoor vaak afhankelijk van hun ouders. Het is mogelijk dat kinderen minder gauw geneigd zijn gebruik te maken van hun hoorrecht als er conflicten tussen beide ouders zijn en ze bang zijn om een ouder te kwetsen. Ook komt het regelmatig voor dat een kind bij contact met de Kinder- en Jongerenrechtswinkel aangeeft dat de uitnodiging door de rechtbank, die wordt gestuurd naar het adres waar het kind officieel staat ingeschreven, hem of haar niet heeft bereikt.

In het onderzoek door Bruning c.s., dat de basis vormt voor het WODC rapport Kind in proces,[3]  werd aan jongeren gevraagd of zij het belangrijk vinden dat kinderen weten dat zij zelf een brief mogen schrijven aan de rechter. Van de respondenten gaf 99% aan dit belangrijk te vinden. Dat bevestigt dat het belangrijk is om kinderen (en hun verwijzers) te informeren over het hoorrecht van kinderen en meer voorlichting op dit gebied in te zetten.

 

Brief schrijven bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel

De Kinder- en Jongerenrechtswinkel kan kinderen helpen om een brief aan de kinderrechter te schrijven. Het kind, of iemand die het kind bijstaat, kan contact opnemen met de Kinder- en Jongerenrechtswinkel door te bellen of mailen, een formulier op de website in te vullen of een bericht te sturen via whatsapp of andere social media. In een gesprek met het kind wordt geluisterd naar zijn mening en naar wat hij wil vertellen. Er wordt laagdrempelig, in een vriendelijke setting en in voor het kind begrijpelijke taal, uitgelegd wat de informele rechtsingang voor kinderen is en wat het kind allemaal kan verwachten. Hierbij wordt ook uitgelegd dat het om de eigen mening van het kind zelf gaat. En dat het kind geen mening hoeft te geven als hij dat niet wil. Het kind dat zijn mening omtrent verblijf, omgang, informatieplicht en ouderlijk gezag wil geven, kan daarna een brief aan de kinderrechter schrijven als hij dat wil. Dit gebeurt meestal op het kantoor van een Kinder- en Jongerenrechtswinkel maar dit kan ook op een andere neutrale plek die eenvoudig bereikbaar is voor het kind. Uitgangspunt hierbij is dat het kind zelf, of met hulp van de medewerkers van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel, een brief schrijft aan de kinderrechter zonder dat daar andere personen dan de medewerkers bij aanwezig zijn. Na een bedenktijd van een week wordt er contact opgenomen met het kind om te vragen of het de brief nog aan de kinderrechter wil sturen. Wil het dat niet, dan wordt de brief vernietigd. Als het kind de brief nog steeds wil sturen, dan zorgt de Kinder- en Jongerenrechtswinkel ervoor dat de brief goed bij de rechtbank aankomt en vraagt bij de betreffende afdeling na of de brief goed is verwerkt. Er vindt ook opvolging plaats; het kind wordt (indien het hiermee heeft ingestemd) achteraf gevraagd of het is gehoord en hoe het alles heeft ervaren.

 

Aandachtspunten vanuit de praktijk

Een punt van zorg is dat kinderen soms beïnvloed worden door een ouder en worden ingezet in de strijd tussen beide ouders. Tijdens het gesprek wordt er goed geluisterd naar het kind. Het taalgebruik, “papa is een egoïst, ik wil nooit meer naar hem toe”, kan een indicatie zijn dat er sprake is van beïnvloeding. Ook willen kinderen die van een ouder iets moeten zeggen, die boodschap vaak het liefst zo snel mogelijk na binnenkomst vertellen, dan hebben ze het maar gehad. Daarna kan het kind zich wat ontspannen en ontstaat er vaak toch een gesprek over hoe het kind zelf de dingen ziet.

Rechters houden vrij stevig vast aan de leeftijdsgrens van twaalf jaar en kinderen jonger dan twaalf jaar worden nog heel weinig gehoord. Overwegingen hierbij zijn dat dit te belastend zou zijn voor kinderen, dat kinderen beïnvloedbaar zijn en loyaliteit naar ouders toe ingewikkeld is. Toch wordt er nu al vaak geluisterd naar een kind jonger dan 12 jaar als hij zelf (bijvoorbeeld bij de Kinder- en Jongerenrechtswinkel) een brief heeft geschreven aan de kinderrechter waarin hij zijn mening goed heeft verwoord. En de rechtbank Amsterdam hoort kinderen bij een scheiding van hun ouders vanaf 8 jaar. Het nadeel van belasting en beïnvloeding van het kind weegt kennelijk toch niet zo zwaar als het voordeel van het gehoord worden en je mening kunnen geven als kind.

Kinderen willen vooral betrokken worden en dat er naar hun stem wordt geluisterd . Dit geldt niet alleen voor kinderen vanaf twaalf jaar, maar ook voor jongere kinderen. Kinderen accepteren beslissingen beter als zij erbij betrokken worden, ook als de beslissingen niet overeenkomen met hun eigen wensen. Daarom moeten ook kinderen jonger dan 12 jaar het recht krijgen om gehoord te worden.

Een kindgesprek bij de kinderrechter is belangrijk en verdient grote zorgvuldigheid. Kinderen mogen meestal niemand meenemen naar het gesprek met de kinderrechter, hoewel ze vaak aangeven dit graag te willen[4]. Bij de rechtbank Maastricht mogen kinderen een medewerker van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel als neutrale persoon meenemen. Kinderen geven aan hier erg tevreden over te zijn en zeggen zich gesteund te voelen bij een voor hen spannend gesprek. De Kinder- en Jongerenrechtswinkel pleit ervoor dat alle kinderen een neutrale persoon mogen meenemen naar het kindgesprek. Ook moet de werkwijze van rechtbanken bij de informele rechtsingang van kinderen overal dezelfde worden, zodat kinderen goed geïnformeerd kunnen worden over wat ze kunnen verwachten en weten waar ze aan toe zijn.

Om hun mening te kunnen geven en zich goed gehoord te voelen is het belangrijk dat kinderen actief geïnformeerd worden over de informele rechtsingang. Kinderen weten vaak niet dat er zoiets als het hoorrecht bestaat. Er is een landelijke informatiecampagne nodig, zoals een Sire-campagne en gebruik van reclametijd rondom kinderprogramma’s, om kinderen te informeren over de informele rechtsingang voor kinderen en wat daar allemaal bij komt kijken. Pas als kinderen goed geïnformeerd worden, kunnen zij hun recht op participatie uitoefenen.

 

[1] Trouw, 22-01-1992

[2] M. van den Hoogen & P. Montanus, ‘Hoe staat het anno 2017 met de informele rechtsingang?’, FJR 2017, p. 62

[3] D. Smeets, M. Bruning, R. de Boer & K. Bolscher, ‘Praktijkonderzoek naar ervaringen met de civiele procespositie van minderjarigen’ in: M. Bruning e.a., Kind in proces: van communicatie naar effectieve participatie, Meijers-reeks nr. 335, p. 218  Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2020

[4] Zo ook: A.van Teijlingen-Pover, De gerechtelijke procedure in jeugd- en familiezaken door de ogen van de kinderen, Trema 2019/02